Boek 6

Bezonken rood

Jeroen Brouwers – 1981

Literaire stroming:      surrealistische en symbolistische invloeden

Genre:                             Autobiografische oorlogsroman

Thematiek:                    Moeder-zoon relatie: Het hoofdthema in Bezonken rood is de moeder-zoon relatie. Deze is grotendeels verstoord en Jeroen is, mede daardoor, niet in staat om een duurzame liefdesrelatie met een vrouw aan te gaan.

Isolement: Jeroen voelt zich op diverse manieren in de steek gelaten. Hij voelt zich verraden door zijn moeder, die hem naar kostscholen stuurt. De dichte mist, die regelmatig in het verhaal terugkeert, symboliseert zijn  geïsoleerde gevoel.

Schuldgevoel: Jeroen voelt zich medeplichtig aan alle gruwelijkheden in het interneringskamp, doordat hij er als kleuter bij heeft staan kijken. Hij heeft wroeging, omdat hij niet heeft ingegrepen. Hij geeft zelfs toe dat er niet ongelukkig is geweest en dat hij geen hongergevoelens heeft gehad.

Dood: Op alle mogelijke manieren wordt de ik-figuur geconfronteerd met de dood. In zijn jeugdjaren ziet hij in Tjideng veel gevangenen mishandeld en vermoord worden. Zijn vriendinnetje en oma overlijden in het kamp. De dood van zijn moeder is de aanleiding tot alle herinneringen.

Perspectief:                   Ik-verteller

Tijd:                                  Fragmentarisch, veel flashbacks over de kamp tijd gedurende vier jaar en de tijd van kamp tot heden gedurende veertig jaar.

Plaats:           In kamp Tjideng en in Nederland in de woonplaats van Liza en de zijne in de Achterhoek.

Titelverklaring:             Rood staat voor het bloed dat in de Jappenkampen is gevloeid en de kleur van de ondergaande zon geassocieerd met de rode cirkel op de Japanse vlag. Bezonken zijn de herinneringen aan deze tijd die zwaar bezonken op de ziel liggen en ongeroerd dienen te blijven.

Persoonlijk schrijver:  Het boek is autobiografisch dus dit is het persoonlijke verhaal van Brouwers.

Karakters:

Jeroen:
Jeroen is schrijver van beroep. Hij is voor de tweede keer getrouwd. De eerste twee jaren van zijn leven brengt hij onbezorgd door te midden van zijn broers en zusjes. Na de Japanse inval in Nederlands-Indië wordt hij met zijn grootmoeder, moeder en zusje ondergebracht in Jappenkamp Tjideng. Daar ontwikkelt zich zijn afkeer van vrouwen en leert hij zijn gevoelens te onderdrukken. Jeroen is een rond karakter.

De overige verhaalfiguren zijn bij-figuren en worden slechts kort beschreven.

Samenvatting:

De gebeurtenissen in Bezonken rood spelen zich afwisselend af in het verleden en in het heden. Voor de duidelijkheid zullen in deze samenvatting de gebeurtenissen zoveel mogelijk in chronologische volgorde weergegeven worden.

Op een winterse dag in 1981 krijgt Jeroen een telefoontje. Het blijkt dat zijn moeder is overleden in het verzorgingstehuis. Naar aanleiding van het telefoontje komen er allerlei herinneringen bij Jeroen boven over het interneringskamp Tjideng. Na de inval van de Japanners in Nederlands-Indië, brengt hij er drie jaar van zijn leven door, samen met zijn grootmoeder, moeder en zusje. Het kamp staat onder leiding van Kenitji Sone. Vader verblijft in de oorlogstijd als krijgsgevangene in Japan. Jeroens twee oudere broers blijken, achteraf, op Java in mannenkampen opgesloten te hebben gezeten. Jeroen bewoont samen met de andere gezinsleden een gedeelte van een keuken. Als kind heeft moeite met bidden. Hij kan wel alle gebeden opzeggen, maar écht bidden doet hij nooit. Zijn moeder laat eveneens het bidden over aan andere mensen, waaronder haar eigen moeder. Jeroen kan alleen zien dat zijn oma nog leeft, als ze de kralen van de rozenkrans door haar vingers laat lopen. Dagelijks wordt Jeroen geconfronteerd met de dood en zelfs al vóór hij kan lezen, weet hij er alles vanaf. De vrouwen in het kamp worden mishandeld, vernederd en verkracht. Er zijn dagelijks appèls, waarbij alle vrouwen en kinderen worden geteld. Ze moeten bevelen opvolgen als: in de houding staan, buigen, blijven staan in gebogen houding, ‘lang leve de keizer’ roepen en met kwakende geluiden kikkeren (in hurkhouding kikkersprongen maken). Jeroen is, gelukkig voor zijn moeder, eenvoudig te herkennen tussen alle kleine kinderen. Hij draagt een tropenhelm, waar hij bijzonder trots op is.

Op zijn vijfde verjaardag, 30 april 1945, krijgt hij het boek Daantje gaat op reis. Aan de hand van dit boek leert zijn moeder hem lezen. Vier dagen later overlijdt Jeroens grootmoeder. In juni van dat jaar krijgt Jeroens zus dysenterie als ze met een rolschaats in het open riool terechtkomt. Ze wordt tot haar genezing opgenomen in het kampziekenhuis. Eind juli overlijdt Jeroens opa. In de eerste helft van augustus sterft Nettie Stenvert, Jeroens vriendinnetje. Jeroen heeft geen emoties meer en denkt alleen maar aan het inpikken van Netties pop. Om zelf in leven te blijven oefent hij elke dag de woorden, die zijn moeder hem leert. Iemand die stervende is, is niet meer in staat om de vliegen van zich af te slaan en daarom jaagt Jeroen elke dag op vliegen. Ze worden voor hem symbolisch voor de dood.

Begin augustus van 1945 worden twee atoombommen afgeworpen op Japan (Hirosjima en Nagasaki). Voor straf moeten de gevangenen twaalf uur in de houding staan en kikkeren. Al hun schamele bezittingen worden verbrand, maar Jeroen draagt zijn boek van Daantje onder zijn kleren. Het voedsel van een Rode Kruis-hulpwagen, wordt in een door de vrouwen gegraven gat geworpen. Jeroens moeder heeft stiekem rijst achter haar BH verstopt, maar wordt mishandeld zodra ze betrapt wordt. Hierover zegt hij: “Mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te houden.” Drie dagen lang krijgen de gevangenen geen eten of drinken. Op 2 september 1945 capituleert Japan, maar de gevangenen moeten nog enkele maanden in het kamp verblijven.

Na de oorlog wordt het gezin weer herenigd. Ze emigreren naar Nederland. Op 10-jarige leeftijd wordt Jeroen ondergebracht in kostscholen om opnieuw opgevoed te worden. Hij voelt zich verraden door zijn moeder en wenst haar dood.

Zes à zeven jaar vóór zijn moeders overlijden, ontmoet Jeroen een vrouw. Ze heet Liza en een uur na hun kennismaking gaan ze met elkaar naar bed. Liza loopt mee in de optocht, terwijl Jeroen vanuit het slaapkamerraam kijkt en denkt: “ik voel niets meer voor haar”. Na een verblijf van drie dagen vertrekt hij om haar weer te vergeten. Een maand voor zijn moeders overlijden, ontmoet hij Liza opnieuw. Jeroen is dan inmiddels getrouwd en vader geworden van een dochter. Het gesprek is weinig diepzinnig. Jeroen vraagt zich intussen af hoe hij geworden is, zoals hij is.

De avond voor het overlijden van zijn moeder krijgt Jeroen bezoek van de schrijver Ger Verrips. Ze praten over literatuur en politiek. Later op de avond kijkt Jeroen TV. Hij ergert zich aan de Duitse nasynchronisatie van een Japanse film. Terwijl hij het eelt van zijn voeten vijlt, vraagt hij zich af waarom iedereen altijd denkt dat de Duitse onderdrukking ‘erger’ was, dan de Japanse.

Jeroen heeft al lange tijd geen contact meer met zijn moeder en wenst ook niet bij haar crematie aanwezig te zijn. Wel wil hij een uitgebreid verslag hebben van de plechtigheid. Jeroen besluit als hommage op het tijdstip van de crematie voor te lezen uit ‘Daantje gaat op reis’. Hij kan het boek helaas niet meer vinden. Jeroen voelt zich ellendig en kan de gedachte aan zijn moeder niet van zich afzetten. Hij neemt een pil om wat te kalmeren en besluit dat hij zijn naam niet in de rouwadvertentie vermeld wil zien. Voor zijn gevoel is zijn moeder al lange tijd geleden overleden. Jeroen raakt verward. Hij herinnert zich de tijden met Liza en voelt zich opnieuw verliefd. Daarnaast heeft toch rouwgevoelens voor zijn moeder. Dit verwart hem. Eigenlijk wil hij helemaal niks voelen. Hij wacht bij de telefoon en hoopt dat zijn moeder belt, maar dan met de stem van Lisa.

Jeroen vraagt zich af naar welke televisieprogramma’s zijn moeder heeft gekeken, kort voor haar overlijden. Hij krijgt wederom een telefoontje van het verzorgingstehuis. De persoon vraagt of hij belang heeft bij een erfstuk. Hij heeft geen belangstelling. Wel krijgt hij enkele weken later haar fotoalbums te zien. Om zijn gedachten te verzetten, rijdt Jeroen op de dag van de crematie uren rond. Als hij weer thuis komt, werkt hij verder aan zijn boek over zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur.

Jeroen besluit een boek te schrijven over zijn tijd in Tjideng. Eigenlijk vindt hij dat hij geen boek màg schrijven over het leven in Tjideng, omdat hij daar een onbezorgde tijd heeft gehad. Hij was levenslustig en leed géén honger, omdat zijn moeder regelmatig eten smokkelde. De enige reden die hij noemt om dit boek te schrijven is ‘octaviteit’.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb